distantieert

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • dis·tan·ti·eert

Werkwoord

vervoeging van
distantiëren

distantieert

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van distantiëren
    • Jij distantieert. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van distantiëren
    • Hij distantieert. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van distantiëren
    • Distantieert!