discounter

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • dis·coun·ter
Woordherkomst en -opbouw
  • uit het Engels [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord discounter discounters
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de discounterm

  1. bedrijf dat producten met hoge korting verkoopt
     Fotolijstjes, grote vazen, tandpasta, snoep, speelgoed: winkelketen Action is een hype. De nog relatief jonge discounter is een luis-in-de-pels van de gevestigde orde zoals Blokker, Hema en Kruidvat.[2]
     Discounter Kwantum in de etalage[3]
Synoniemen
Hyponiemen

Gangbaarheid

Meer informatie

Verwijzingen

  1. discounter op website: Etymologiebank.nl
  2. Bronlink geraadpleegd op 13 januari 2023 Weblink bron “Omzet Action stijgt tot boven miljard” (Dinsdag 10 juni 2014, 10:47), NOS
  3. Bronlink geraadpleegd op 13 januari 2023 Weblink bron “Discounter Kwantum in de etalage” (Donderdag 24 april 2014, 12:23), NOS