dilateert

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • di·la·teert

Werkwoord

vervoeging van
dilateren

dilateert

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van dilateren
    • Jij dilateert. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van dilateren
    • Hij dilateert. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van dilateren
    • Dilateert!