diferenciar
Uiterlijk
- di·fe·ren·ciar
stamtijd | ||
---|---|---|
infinitief | verleden tijd |
voltooid deelwoord |
diferenciar |
diferenciaba |
diferenciado |
volledig |
diferenciar
- onovergankelijk van mening verschillen, het oneens zijn
- overgankelijk onderscheiden, onderscheid maken tussen
- [1] desconvenir
- [2] distinguir
- diferenciar in: Diccionario de la lengua española, 23e druk, op website: Real academia española