detecteert

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • de·tec·teert

Werkwoord

vervoeging van
detecteren

detecteert

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van detecteren
    • Jij detecteert. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van detecteren
    • Hij detecteert. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van detecteren
    • Detecteert!