detecteren

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • de·tec·te·ren
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
detecteren
detecteerde
gedetecteerd
zwak -d volledig

Werkwoord

detecteren

  1. overgankelijk iets of iemand zoeken en vinden, het bestaan ontdekken van
  2. overgankelijk ergens een signaal van door middel van apparatuur opvangen
    • Er werden grote hoeveelheden radioactiviteit gedetecteerd langs de Japanse kust. 
Synoniemen
Afgeleide begrippen
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen