desgelijks

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • des·ge·lijks
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘bijwoord van hoedanigheid: evenzo’ voor het eerst aangetroffen in 1285 [1]
  • samenstelling van  des  en  gelijk  met het achtervoegsel -s [2]

Bijwoord

desgelijks

  1. evenzo, hetzelfde
    • En hij zal desgelijks behandeld worden. 

Gangbaarheid

69 % van de Nederlanders;
73 % van de Vlamingen.[3]

Verwijzingen