derrocar
Uiterlijk
- de·rro·car
stamtijd | ||
---|---|---|
infinitief | verleden tijd |
voltooid deelwoord |
derrocar |
derrocaba |
derrocado |
volledig |
derrocar
- overgankelijk afzetten, omverwerpen
- «derrocar un gobierno»
- een regering omverwerpen
- «derrocar un gobierno»