derangeert

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • de·ran·geert

Werkwoord

vervoeging van
derangeren

derangeert

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van derangeren
    • Jij derangeert. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van derangeren
    • Hij derangeert. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van derangeren
    • Derangeert!