depersonaliseert
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- de·per·so·na·li·seert
Werkwoord
vervoeging van |
---|
depersonaliseren |
depersonaliseert
- tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van depersonaliseren
- Jij depersonaliseert.
- derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van depersonaliseren
- Hij depersonaliseert.
- (verouderd) gebiedende wijs meervoud van depersonaliseren
- Depersonaliseert!