depersonaliseert

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • de·per·so·na·li·seert

Werkwoord

vervoeging van
depersonaliseren

depersonaliseert

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van depersonaliseren
    • Jij depersonaliseert. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van depersonaliseren
    • Hij depersonaliseert. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van depersonaliseren
    • Depersonaliseert!