deinsden af

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • deins·den af
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
afdeinzen

deinsden (...) af

  1. meervoud verleden tijd van afdeinzen
    • Wij deinsden af. 
    • Jullie deinsden af. 
    • Zij deinsden af. 

Gangbaarheid