dalem

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • da·lem
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord dalem dalems
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de dalemm

  1. woning van een vorst of aanzienlijk persoon op Java
    • Een ander oudheidkundig wonder: het hindoeïstische tempelcomplex Prambanan is eveneens gesloten. En ook het kloppende hart van de stad, de ziel van Yogya, ligt er verlaten bij: het 'keraton', het paleis van de sultan. Alleen paleispersoneel mag het complex betreden, en allemaal moeten zij meehelpen met de grote schoonmaak. Zelfs de 'abdi dalem', de oude paleisbedienden, dragen mondkapjes.[3] 
    • Het is nog altijd een eer om abdi dalem te zijn, zegt Trihastuti. ‘Een eer en een voldoening’, zegt zij, ‘om deel te hebben aan de kracht van het paleis.’ Centrum van die kracht is natuurlijk de sultan, die zelf zijn kracht weer put uit Ratu Kidul, de godin van de zee in het zuiden, en uit de Merapi, de vulkaan in het noorden.[4] 
Synoniemen

Gangbaarheid

12 % van de Nederlanders;
11 % van de Vlamingen.[5]

Verwijzingen

  1. dalem op website: Etymologiebank.nl
  2. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  3. Volkskrant MICHEL MAAS 17 februari 2014,
  4. Volkskrant Michel Maas 1 juni 2006
  5. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be