daag uit
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- daag uit
Woordherkomst en -opbouw
Werkwoord
vervoeging van |
---|
uitdagen |
daag uit
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uitdagen
- Ik daag uit.
- gebiedende wijs van uitdagen
- Daag uit!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uitdagen
- Daag je uit?
Gangbaarheid
- Het woord daag uit staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.