craindre

Uit WikiWoordenboek

Frans

Uitspraak
stamtijd
infinitief verleden
tijd
voltooid
deelwoord
craindre
craignais
craint
volledig

Werkwoord

craindre

  1. vrezen
  2. (spreektaal) een slechte indruk maken
    «Tu crains avec ton vieux portable à trois balles.»
    Je slaat een modderfiguur met je ouwe mobieltje van drie euro. [1]
  3. (spreektaal) vervelend, rot zijn, balen
    «Ça craint si tu peux pas me ramener en ville.»
    Da’s balen als je me niet kan terugbrengen naar de stad. [1]

Verwijzingen