constateert

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • con·sta·teert

Werkwoord

vervoeging van
constateren

constateert

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van constateren
    • Jij constateert. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van constateren
    • Hij constateert. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van constateren
    • Constateert!