condominium

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • con·do·mi·ni·um
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het modern Latijn, in de betekenis van ‘gemeenschappelijke soevereiniteit, gemeenschappelijk eigendom’ voor het eerst aangetroffen in 1832 [1]
  • afgeleid van het Latijnse dominium met het voorvoegsel con- [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord condominium condominiums
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

het condominiumo [3]

  1. gemeenschappelijk eigendom
  2. gedeelde soevereiniteit
Verwante begrippen

Meer informatie

Gangbaarheid

Verwijzingen