conditioneert

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • con·di·ti·o·neert

Werkwoord

vervoeging van
conditioneren

conditioneert

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van conditioneren
    • Jij conditioneert. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van conditioneren
    • Hij conditioneert. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van conditioneren
    • Conditioneert!