concurreert
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: concurreert (hulp, bestand)
Woordafbreking
- con·cur·reert
Werkwoord
vervoeging van |
---|
concurreren |
concurreert
- tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van concurreren
- Jij concurreert.
- derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van concurreren
- Hij concurreert.
- (verouderd) gebiedende wijs meervoud van concurreren
- Concurreert!