concerteert

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • con·cer·teert

Werkwoord

vervoeging van
concerteren

concerteert

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van concerteren
    • Jij concerteert. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van concerteren
    • Hij concerteert. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van concerteren
    • Concerteert! 

Gangbaarheid