complotteren
Uiterlijk
- com·plot·te·ren
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
complotteren |
complotteerde |
gecomplotteerd |
zwak -d | volledig |
complotteren [2]
- inergatief samenspannen
- Er was een aantal keren tegen hem gecomplotteerd, maar hij wist in het zadel te blijven.
- Het woord complotteren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 12
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Achtervoegsel -eren in het Nederlands
- Zwak werkwoord (-d) in het Nederlands
- Werkwoord in het Nederlands
- Niet-samengesteld werkwoord in het Nederlands
- Inergatief werkwoord in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal