coatten
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- coat·ten
Woordherkomst en -opbouw
- coatte met de uitgang -en
Werkwoord
vervoeging van |
---|
coaten |
coatten
- meervoud verleden tijd van coaten
- Wij coatten.
- Jullie coatten.
- Zij coatten.
- Wij coatten.
vervoeging van |
---|
coaten |
coatten