coaten

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • coa·ten
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Engels, in de betekenis van ‘van een deklaag voorzien’ voor het eerst aangetroffen in 1953 [1]
  • van Engels  coat ww  bedekken ww " [2]
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
coaten
coatte
gecoat
zwak -t volledig

Werkwoord

coaten

  1. overgankelijk (techniek) een deklaag aanbrengen
    • De bevochtbaarheid van een materiaal geeft aan hoe goed vloeibare stoffen hechten aan het oppervlak. Dit speelt een belangrijke rol bij het verven, coaten en lijmen van materialen. [3]
    • De wolfabrikanten bestrijden die eeuwige nattewollucht tegenwoordig door wolvezels te coaten of chemisch te bewerken, zodat er weinig meer uit vrij kan komen. [4]
Hyponiemen
Verwante begrippen

Gangbaarheid

81 % van de Nederlanders;
69 % van de Vlamingen.[5]

Meer informatie

Verwijzingen