claustrofielen

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • claus·tro·fie·len
Woordherkomst en -opbouw

Zelfstandig naamwoord

de claustrofielenmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord claustrofiel
    • Aan vakantie had Asimov ook een broertje dood, dat spreekt (och arme, hoeveel claustrofielen zouden dit weekend onder dwang van agorafiele partners afreizen naar sierra, toendra of woestijn? [1]

Gangbaarheid

Verwijzingen