cassolette
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: cassolette (hulp, bestand)
Woordafbreking
- cas·so·let·te
Woordherkomst en -opbouw
- uit het Frans [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | cassolette | cassolettes |
verkleinwoord | cassolettetje cassoletje |
cassolettetjes cassoletjes |
Zelfstandig naamwoord
- vaas waarin men wierrook en andere reukwaren kan laten branden
Synoniemen
Gangbaarheid
- Het woord cassolette staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "cassolette" herkend door:
45 % | van de Nederlanders; |
42 % | van de Vlamingen.[2] |
Verwijzingen
- ↑ cassolette op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be