caramboleert
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- ca·ram·bo·leert
Werkwoord
vervoeging van |
---|
caramboleren |
caramboleert
- tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van caramboleren
- Jij caramboleert.
- derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van caramboleren
- Hij caramboleert.
- (verouderd) gebiedende wijs meervoud van caramboleren
- Caramboleert!
Gangbaarheid
- Het woord caramboleert staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.