bungeejumpt

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • bun·gee·jumpt

Werkwoord

vervoeging van
bungeejumpen

bungeejumpt

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van bungeejumpen
    • Jij bungeejumpt. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van bungeejumpen
    • Hij bungeejumpt. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van bungeejumpen
    • Bungeejumpt! 

Gangbaarheid