budjang

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • bud·jang
enkelvoud meervoud
naamwoord budjang budjangs
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

de budjangm

  1. ongehuwde inheemse militair in voormalig Nederlands-Indië
    • In tegenstelling tot de éénmans-britsen met strozak voor de budjangs, had de gehuwde Inheemse militair de beschikking over een stapelbed van ijzer en planken voor hemzelf en zijn gezin, met de bijbehorende ruimte tussen twee stapelbedden. 

Gangbaarheid