budjang
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- bud·jang
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | budjang | budjangs |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
de budjang m
- ongehuwde inheemse militair in voormalig Nederlands-Indië
- In tegenstelling tot de éénmans-britsen met strozak voor de budjangs, had de gehuwde Inheemse militair de beschikking over een stapelbed van ijzer en planken voor hemzelf en zijn gezin, met de bijbehorende ruimte tussen twee stapelbedden.
Gangbaarheid
- Het woord 'budjang' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.