brenje

Uit WikiWoordenboek

Limburgs

Uitspraak
stamtijd
infinitief verleden
tijd
voltooid
deelwoord
brenje
brónj
gebrónje
klasse 3 volledig

Werkwoord

brenje

  1. (verouderd) branden (in vlammen opgaan)
    «'t Hoes brendj
    Het huis staat in brand.
  2. branden (een CD branden)
    «Hae brónj mich dees drókke sjief.»
    Hij brandde deze cd voor mij.
Afgeleide begrippen