breeduit

Uit WikiWoordenboek
Naar navigatie springen Naar zoeken springen

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • breed·uit
Woordherkomst en -opbouw

Bijwoord

breeduit

  1. zo breed mogelijk
    • Hij zit breeduit op zijn stoel 
     'Danny grijnsde breeduit.[1]

Gangbaarheid

98 % van de Nederlanders;
83 % van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen

  1. (2006), A. W. Bruna Uitgevers B. V. , Utrecht, ISBN 90-229-9182-2
  2. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be