brandmerkt

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • brand·merkt

Werkwoord

vervoeging van
brandmerken

brandmerkt

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van brandmerken
    • Jij brandmerkt. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van brandmerken
    • Hij brandmerkt. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van brandmerken
    • Brandmerkt!