boterschaaltje

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • bo·ter·schaal·tje
Woordherkomst en -opbouw

Zelfstandig naamwoord

het boterschaaltjeo

  1. verkleinwoord enkelvoud van het zelfstandig naamwoord boterschaal
     Hij daalt, op zijn slip-slap-sloffen, in zijn kelder, neemt een volle melkpan in de linkerhand, knijpt den in papier gewikkelden klomp lekkerkoek onder den linkerarm, en met het brood, waarop het boterschaaltje evenwichtig waggelt, gelijk een kroontje, in de rechterhand, stijgt hij terug naar 't volle daglicht.[1]

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 2 december 2022 Weblink bron
    Alexis Callant
    Mevrouw Knol heeft een Moord op het Geweten in: De Vlaamsche Gids., jrg. 19 nr. 8 (mei 1931), Boekdrukkerij Pol Ruquoy, Delagarde & Van Uffelen, Antwerpen, p. 346 op Digitale Bibliotheek voor de Nederlandse Letteren op Wikipedia