boterschaal

Uit WikiWoordenboek
[1] Een verzilverde boterschaal
De tweede is wel chic, maar geen doos. De eerste lijkt me daarom beter passen op het lemma. De tweede lijkt me een echte boterschaal

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • bo·ter·schaal
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord boterschaal boterschalen
verkleinwoord boterschaaltje boterschaaltjes

Zelfstandig naamwoord

de boterschaalv / m

  1. (huishouden) lage open kom met een brede vlakke rand waarin boter wordt opgediend
     Hij daalt, op zijn slip-slap-sloffen, in zijn kelder, neemt een volle melkpan in de linkerhand, knijpt den in papier gewikkelden klomp lekkerkoek onder den linkerarm, en met het brood, waarop het boterschaaltje evenwichtig waggelt, gelijk een kroontje, in de rechterhand, stijgt hij terug naar 't volle daglicht.[3]
  2. (handel) weegschaal bestemd om boter mee af te wegen
     Voor het ijken van de boterschaal van Lo bij Veurne wordt in 1406 beroep gedaan op de ‘ghesworen ykere vanden ghewichten’ van de stad Brugge.[4]
Verwante begrippen

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  3. Bronlink geraadpleegd op 2 december 2022 Weblink bron
    Alexis Callant
    Mevrouw Knol heeft een Moord op het Geweten in: De Vlaamsche Gids., jrg. 19 nr. 8 (mei 1931), Boekdrukkerij Pol Ruquoy, Delagarde & Van Uffelen, Antwerpen, p. 346 op Digitale Bibliotheek voor de Nederlandse Letteren op Wikipedia
  4. Bronlink geraadpleegd op 2 december 2022 Weblink bron
    Antoon Viaene
    Kleine verscheidenheden in: Biekorf., jrg. 71 nr. 5/6 (mei/juni 1970), E. Vercruysse en Zoon, St.-Andries, p. 187 op Digitale Bibliotheek voor de Nederlandse Letteren op Wikipedia