boen schoon

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • boen schoon
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
schoonboenen

boen (...) schoon

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van schoonboenen
    • Ik boen schoon. 
  2. gebiedende wijs van schoonboenen
    • Boen schoon! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van schoonboenen
    • Boen je schoon? 

Gangbaarheid