blondeert

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • blon·deert

Werkwoord

vervoeging van
blonderen

blondeert

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van blonderen
    • Jij blondeert. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van blonderen
    • Hij blondeert. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van blonderen
    • Blondeert!