bloemleest

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • bloem·leest

Werkwoord

vervoeging van
bloemlezen

bloemleest

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van bloemlezen
    • Jij bloemleest. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van bloemlezen
    • Hij bloemleest. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van bloemlezen
    • Bloemleest!