blasfemeert
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: blasfemeert (hulp, bestand)
Woordafbreking
- blas·fe·meert
Werkwoord
vervoeging van |
---|
blasfemeren |
blasfemeert
- tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van blasfemeren
- Jij blasfemeert.
- derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van blasfemeren
- Hij blasfemeert.
- (verouderd) gebiedende wijs meervoud van blasfemeren
- Blasfemeert!