bingewatching

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • binge·wat·ching
Woordherkomst en -opbouw
  • uit het Engels [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord bingewatching
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de bingewatchingv / m

  1. het veel afleveringen van een serie achter elkaar bekijken
     "Ook gaan we extra investeren in origineel Nederlands drama van internationale allure. Voor de andere online-platforms wordt ook meer content ontwikkeld die alleen online kan worden bekeken, zoals het nieuwe middagmagazine voor jongeren Club HUB op NPO3.nl, NPO 101TV en YouTube." De NPO zet verder in op previews en bingewatching. "Dat is wat het publiek verwacht en dat willen we snel bieden."[2]
Afgeleide begrippen

Gangbaarheid

Meer informatie

Verwijzingen

  1. bingewatching op website: Etymologiebank.nl
  2. Bronlink geraadpleegd op 8 mei 2023 Weblink bron “Publieke omroep zet stevig in op online en video on demand” (Maandag 28 augustus 2017, 18:55), NOS