bigband

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • big·band
Woordherkomst en -opbouw
  • uit het Engels
enkelvoud meervoud
naamwoord bigband bigbands
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de bigbandm

  1. jazzorkest bestaande uit ongeveer 12 tot 25 muzikanten en omvat saxofoons, trompetten, trombones en een ritmesectie
    • Die zaterdag is ook het Vlaardingen 1018 Popfestival. De line-up: Bigband Jazz aan de Waterweg, Popkoor Diamond, The Amazing Stroopwafels, Gitaarschool VLD, Splendid, Zang- en Muziekcentrum Vlaardingen, KD40 met Jan de Ligt, Funkanizers, Waylon en De Hitmachine. [1] 
    • In de Prelude in e klein van Chopin gaat Julia helemaal los. “Mijn solo begint heel klassiek, met drieklanken. Ongemerkt zijn daar opeens de blue notes en voor je het weet sta je te flippen op het podium. Zelden heb ik zo’n energiek stuk gespeeld. We voelen ons blazers in de bigband.” [2] 
     Harry had het grootste deel van de erfenis van opa ingepikt en was ervandoor gegaan naar Amerika om een bigband te beginnen.[3]
Synoniemen
Afgeleide begrippen

Gangbaarheid

85 % van de Nederlanders;
78 % van de Vlamingen.[4]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Tubantia 28-05-18 Vier 1000 jaar Slag bij Vlaardingen mee
  2. Tubantia Peter Zandee 15-10-18 Muzikaal treffen klassiek & jazz: Beets meets Philippens in Ruurlo
  3. Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)
    “Echte Amerikaanse jeans” (2017), Uitgeverij Prometheus op Wikipedia, ISBN 9789044632767
  4. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be