biconvex
Uiterlijk
- bi·con·vex
- In de betekenis van ‘dubbelbol (van lenzen)’ voor het eerst aangetroffen in 1847 [1]
- afgeleid van convex met het voorvoegsel bi- [2][3]
stellend | |
---|---|
onverbogen | biconvex |
verbogen | biconvexe |
biconvex
- Het woord 'biconvex' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "biconvex" herkend door:
23 % | van de Nederlanders; |
45 % | van de Vlamingen.[4] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "biconvex" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ biconvex op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be