beweent
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- be·weent
Werkwoord
vervoeging van |
---|
bewenen |
beweent
- tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van bewenen
- Jij beweent.
- derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van bewenen
- Hij beweent.
- (verouderd) gebiedende wijs meervoud van bewenen
- Beweent!
Gangbaarheid
- Het woord beweent staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.