bevoorraadt

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • be·voor·raadt

Werkwoord

vervoeging van
bevoorraden

bevoorraadt

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van bevoorraden
    • Jij bevoorraadt. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van bevoorraden
    • Hij bevoorraadt. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van bevoorraden
    • Bevoorraadt!