betaal vooruit
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- be·taal voor·uit
Woordherkomst en -opbouw
Werkwoord
vervoeging van |
---|
vooruitbetalen |
betaal vooruit
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van vooruitbetalen
- Ik betaal vooruit.
- gebiedende wijs van vooruitbetalen
- Betaal vooruit!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van vooruitbetalen
- Betaal je vooruit?
Gangbaarheid
- Het woord betaal vooruit staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.