benodigde
Uiterlijk
- be·no·dig·de
vervoeging van |
---|
benodigen |
benodigde
- enkelvoud verleden tijd van benodigen
- Ik benodigde.
- Jij benodigde.
- Hij, zij, het benodigde.
- Ik benodigde.
- verbogen vorm van benodigd, voltooid deelwoord van benodigen
benodigde
- verbogen vorm van de stellende trap van benodigd
- ▸ Zou dit het benodigde opstapje zijn om het donkere filmpje in haar geest van kleur te voorzien? Ze sloot haar ogen en concentreerde zich.[1]
- Het woord benodigde staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.