bemoedert

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • be·moe·dert

Werkwoord

vervoeging van
bemoederen

bemoedert

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van bemoederen
    • Jij bemoedert. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van bemoederen
    • Hij bemoedert. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van bemoederen
    • Bemoedert!