belette
Uiterlijk
- be·let·te
vervoeging van |
---|
beletten |
belette
- enkelvoud verleden tijd van beletten
- Ik belette.
- Jij belette.
- Hij, zij, het belette.
- Ik belette.
- aanvoegende wijs van beletten
- verbogen vorm van belet, voltooid deelwoord van beletten
- Het woord belette staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.