bekoelt

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • be·koelt

Werkwoord

vervoeging van
bekoelen

bekoelt

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van bekoelen
    • Jij bekoelt. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van bekoelen
    • Hij bekoelt. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van bekoelen
    • Bekoelt!