behelpt

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • be·helpt

Werkwoord

vervoeging van
behelpen

behelpt

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van zich behelpen
    • Jij behelpt je. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van zich behelpen
    • Hij behelpt zich. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van zich behelpen
    • Behelpt je!