behangt

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • be·hangt

Werkwoord

vervoeging van
behangen

behangt

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van behangen
    • Jij behangt. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van behangen
    • Hij behangt. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van behangen
    • Behangt!