begeestert

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • be·gees·tert

Werkwoord

vervoeging van
begeesteren

begeestert

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van begeesteren
    • Jij begeestert. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van begeesteren
    • Hij begeestert. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van begeesteren
    • Begeestert!