begaat

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • be·gaat

Werkwoord

vervoeging van
begaan

begaat

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van begaan
    • Jij begaat. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van begaan
    • Hij begaat. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van begaan
    • Begaat!